kenschets

Dit gebied is divers: er is hoogbouw, maar een deel omvat ook luxere villa’s en vrijstaande woningen aan het water. Kleur en materiaalgebruik varieert eveneens, het gebied met hoogbouw is sober en traditioneel opgezet. De woningcorporaties investeren door verouderd vastgoed in het gebied te renoveren of te transformeren tot een mix aan (sociale huur) woningen. Gecombineerd met een integrale aanpak ook vanuit het sociaal domein, kunnen bijdrages geleverd worden bij het aanpakken van de ervaren (sociaal-maatschappelijke) problemen.

Het programma Spoorzone waarvoor een eigen IDeekaart is gemaakt, overlapt voor het deel met deze IDeekaart en met die van de noordelijke woongebieden. Het programma Spoorzone is gericht op een stevige kwaliteitsimpuls voor het gehele gebied, onder andere via het toevoegen van woningen binnen een straal van 1 kilometer rondom het station. Maar de opgave is breder dan het toevoegen van woningen. Het gaat over het maken van een kwaliteitssprong op de terreinen: wonen, duurzaamheid, leefbaarheid en voorzieningen in de entree van Zwijndrecht. Ook Walburg (gelegen in de IDeekaart woongebieden Noord) is onderdeel van het visiegebied Spoorzone. Het stationsplein en Stadstuinen zijn bijvoorbeeld concrete programmagebieden binnen het Stationskwartier (klik hier voor het Masterplan) Daarnaast wordt samen met de corporatie gewerkt aan verbetering van woonbuurten in de Spoorzone (deels sloop/nieuwbouw).


Intermezzo Verhagen

In 1927 is de architect Verhagen door de Gemeente Zwijndrecht uitgenodigd om een uitbreidingsplan voor de gemeente te ontwerpen. Het resultaat is een uitbreidingsplan waarin Verhagen een toekomst ontwerpt van industriële ontwikkeling met volkshuisvesting. Het bureau Granpré Moliére, Verhagen en Kok had in 1921 al een studie naar ‘de achtertuin van Rotterdam’ uitgevoerd. Hierin werd gekozen voor een open middengebied in de Zwijndrechtse Waard. De industrie was aan de randen geprojecteerd en Zwijndrecht zou van tuindersdorp moeten uitgroeien tot een geïndustrialiseerd dorp.

Verhagen had zijn uitbreidingsplan in 1927 gereed.  Ter onderbouwing beschreef Verhagen de prioriteiten: Zwijndrecht was een halteplaats tussen Rotterdam en Dordrecht en moest een betere verkeersontwikkeling krijgen. Een brugverbinding met Dordrecht was hiervoor de eerste stap. De tweede stap lag binnen het dorp zelf, dit betrof het realiseren van nieuwe verkeersverbindingen. Niet binnen het dorp zelf, want dat was te kostbaar door de benodigde onteigeningen, maar door een nieuwe structuur erbuiten.

Verhagen projecteerde een dubbelkruis van oostwest en noordzuidhoofdwegen. Een gordelweg langs de rand van het uitbreidingsplan moest het verkeer verder stroomlijnen en vormde tevens een verbinding tussen de groen blijvende gebieden, ‘zoodat deeze tegelijk een aantrekkelijke wandelweg is’. ‘Groot-Zwijndrecht’ moest zich, volgens Verhagen, meer in de breedte dan in de hoogte ontwikkelen, meer een landelijk dan een stedelijk karakter krijgen. Dat landelijke karakter moest als waarborg gelden voor de komst van liefhebbers van het buitenwonen, een groep mensen die ‘voor het ontstaan van een sociale gesloten eenheid’ onmisbaar werd geacht. Verhagen zocht ruim opgezette wijken- in halfopen bebouwing met veel groen. Daarbij ging het hem niet alleen om gecultiveerd buurtgroen, maar ook om de ervaring van het open landschap.

Deze karakteristiek is nog steeds de basis van de stedelijke ontwikkeling van Zwijndrecht. Als pleisterplaats tussen de stedelijke agglomeratie van Rotterdam en het historisch Dordrecht vormt Zwijndrecht een aantrekkelijke woongemeente met groene uitstraling.